Zwaaien
Mijn ouders zijn heel nauwkeurig in het volhouden van hun sociaal isolement. Natuurlijk is mijn vader de sturende kracht hierachter. Vanaf de eerste oproep om geen handen meer te schudden en de oproep om thuis te blijven heeft mijn vader zich gerealiseerd dat zij beiden tot de risicogroep behoren. Mijn ouders hebben sindsdien met niemand fysiek contact gehad. Ook niet met mij of mijn broers.
Dat betekent voor ons dat we niet op bezoek gaan bij onze ouders. Ook niet met anderhalve meter afstand ertussen. Geen kopje koffie samen drinken terwijl ik gezellig naast haar zit. En nee dat is niet leuk, maar wel het beste om te doen.
Maar een of twee keer per week zwaai ik naar mijn moeder. Ze weet dat ik kom. Mijn vader zorgt ervoor dat ze dan allebei binnen zijn. Van afstand, voor ik de tuin inloop, zwaai ik dat ik er aan kom. Mijn moeder veert heel blij op, en zwaait uitbundig. Op het terras, met de deuren gesloten, proberen we met elkaar te praten. Ik vertel dat ze zo’n mooie jurk aanheeft. Eentje die we nog net samen hebben gekocht. Meer gesprek voeren dan het uitwisselen van al besproken nieuwtjes lukt eigenlijk niet. Soms gaat het gesprek zelfs een beetje langs haar heen. Ze staart een beetje voor haar uit, wel op haar gemak in de grote leunstoel, maar zich niet echt bewust van mijn bezoek.
Tot ik weer weg ga. Want het is een vaste gewoonte om dan ook nog een keer door het voorraam te zwaaien. Even stoppen halverwege de tuin, omdraaien en nog een keer extra zwaaien. En mijn moeder ziet mij weer. En zwaait weer heel enthousiast naar haar dochter. Alweer blij om mij te zien.